Afgelopen week vierden we de derde verjaardag van ons derde kind. Groot feest dus. Om die reden werd de gehele familie opgetrommeld, inclusief mijn oma van 84, een kwieke dame die als een goede IJmuidenaar geen blad voor de mond neemt. Na een hartelijke begroeting waren haar eerste woorden tegen mij dan ook: “Zo Ben, jij bent dik geworden.” Toen ik eenmaal bekomen was van schrik, volgde daar nog achteraan: “En dat is maar goed ook, want je zag er niet uit. Zo mager.” Ik liet mij door deze mededeling niet uit het veld slaan en heb mij dapper ontfermd over een groot stuk appeltaart (met slagroom) en later nog de nodige hapjes en drankjes. Tegelijkertijd dacht ik ook wel, heeft ze nou gelijk? Moet ik er wat aan doen?

Zeggen waar het op staat heeft een prettige uitwerking. Iets wat in de lucht blijft hangen, wordt medegedeeld. De boodschapper is de informatie kwijt, en de ontvanger kan er misschien wel wat mee. In mijn geval: minder eten. Of meer bewegen. Het is soms ook fijn als iemand uit de omgeving een bepaald gevoel benoemt. Het kan een opluchting zijn voor de ontvanger van de boodschap. Eindelijk iemand die een soort openheid creëert over misschien wel een spannend onderwerp. Zeggen waar het op staat vereist ook een bepaalde onbevangenheid of durf.

In het ziekenhuis heeft de behandelend arts soms de moeilijke opdracht om een bepaalde boodschap, slecht nieuws, mede te delen. En dat op zo’n manier dat iemand het nieuws goed kan begrijpen, maar tegelijkertijd niet op de manier waarop mijn oma dat deed. Het voeren van een slechtnieuwsgesprek gaat over zeggen waar het op staat, maar tegelijkertijd rekening houdend met de enorme impact die dit kan hebben op de patiënt en zijn of haar naasten. Dit is niet eenvoudig. De worsteling van de arts voor- en achteraf kan soms enorm zijn. Immers, de arts is ook van vlees en bloed. Kortweg: als hulpverleners vinden wij het vaak ook verschrikkelijk wat iemand overkomt. Je zit in zo’n gesprek eigenlijk op twee manieren. Als hulpverlener, maar ook als mens.

Juist dat laatste is belangrijk. Want door dat menselijke aspect ontstaat er de ruimte om mee te leven enerzijds en anderzijds iemand te helpen met het doorgronden van de informatie. Vaak is hier meer dan één gesprek voor nodig. Wat ziek zijn betekent, weet je eigenlijk niet totdat je er in de praktijk mee geconfronteerd wordt. En dan nog hangt het af van het karakter van de patiënt. De een zal makkelijker om kunnen gaan met bijvoorbeeld toegenomen afhankelijkheid dan de ander. Slecht nieuws is dus vaak iets heel abstracts. Een omgekeerde loterij. Je weet: vanaf nu zal mijn leven anders zijn. Maar hoe, dat is niet duidelijk.

Daarom is er in toenemende mate steeds meer aandacht voor de relatie met de patiënt. Als geestelijk verzorgers luisteren we naar hoe het ziek zijn mensen hun leven beïnvloedt. Maar bijvoorbeeld ook via het telecoachingcentrum, waar onze collega’s de hele dag door contact hebben met mensen die omwille van ziekte en zeer behoefte hebben aan advies en coaching. Zeggen waar het op staat is dus belangrijk, maar wel op zo’n manier dat iemand er ook wat mee kan.

Voor mij geldt dan ook voor het aankomende jaar: misschien iets vaker de snoeptrommel laten staan.

Ben Rumping
Geestelijk Verzorger