LDL-cholesterol is van oudsher de belangrijkste analytische parameter voor de inschatting van het
cardiovasculair risico. In de praktijk kent het gebruik van deze parameter echter een aantal beperkingen, dit geldt zowel voor de gemeten als de berekende variant.
Er is de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar het gebruik van extra parameters om de risicoinschatting en -monitoring van behandeling te verbeteren en deze zijn inmiddels in richtlijnen opgenomen(zie NHG Richtlijn CVRM sept 2024). Het KCL zal daarom m.i.v. heden de in de NHG Richtlijn genoemde non-HDL cholesterol toevoegen aan het lipidenprofiel.
Het non-HDL cholesterol wordt berekend uit het totaal cholesterol en HDL-cholesterol en is een maat
voor alle aanwezige atherosclerotische lipiden. Uit grote studies is gebleken dat het non-HDL
cholesterol niet onderdoet voor het LDL-cholesterol. In gevallen waar het LDL-cholesterol minder
betrouwbaar is, is het non-HDL cholesterol zelfs superieur voor de cardiovasculaire risico-inschatting en het meten van het effect van behandeling. Een bijkomend voordeel is dat er altijd een non-HDL
cholesterol berekend kan worden, ook bij hoge triglyceriden concentraties.
Het KCL ziet nog steeds bewust af van het invoeren van een directe LDL-cholesterol meting. Hoewel deze laboratoriumtest als voordeel heeft dat er altijd een uitslag beschikbaar is, wordt deze gehinderd door hoge triglyceriden en kent deze test een grote variatie in het lage concentratie gebied. Bovendien zijn er grote tussen-methode verschillen en zijn de afkapgrenzen uit richtlijnen vastgesteld op basis van de berekende LDL. Er zijn dus geen voordelen voor het in gebruik nemen van de directe LDL-meting ten opzichte van de berekening volgens Friedewald.
Aanpassing streefwaarden
De NHG richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement uit 2024 noemt voor patiënten met pre-existent
hart- of vaatziekte jonger dan 71 jaar een streefconcentratie voor LDL van <1,8 mmol/l. Bij hartpatiënten van 70 jaar en ouder en overige risicogroepen is de streefconcentratie < 2,6 mmol/l.
Ook diverse specialistische richtlijnen bevelen, afhankelijk van het risico op een volgende cardiovasculaire gebeurtenis een therapiedoel van <1,8 of <2,6 mmol/l LDL-cholesterol aan.
Wij zullen daarom vanaf heden <2,6 mmol/l als streefwaarde voor LDL in de rapportage opnemen. Voor de individuele patiënt met een zeer hoog risico kan dus een lager therapiedoel gelden. Een LDL-cholesterol concentratie van 1,8 mmol/l komt overeen met een non-HDL-cholesterol van 2,6 mmol/l, terwijl een LDL-cholesterol van 2,6 mmol/l overeenkomt met een non-HDL-cholesterol van 3,4 mmol/l.
In de rapportage zal naast de uitslagen en referentiewaarden, voor de LDL-cholesterol en non-HDL-cholesterol een streefwaarde als testopmerking mee worden gestuurd indien deze uitslagen buiten het referentiegebied vallen.
Mocht u naar aanleiding hiervan nog vragen hebben, dan horen wij dat graag.
Met vriendelijke groet, mede namens collega dr. T. de Nijs, internist vasculaire geneeskunde,
Dr. H.J.Huijgen
Klinisch chemicus, hoofd laboratorium