Als kind vond ik het prachtig om met mijn ouders naar het verkeerspark in Assen te gaan, niets mooiers om in een trapauto de hele dag het verkeer te simuleren. Wie staat waar, waar gaan we naartoe? De ene keer proberend om zoveel mogelijk tegenliggers te raken, de andere keer precies het tegenovergestelde (toch minder leuk). Zo’n verkeersknooppunt vraagt ook om overleg, ook onder kleuters en iets oudere kinderen. Je kijkt elkaar aan, probeert elkaar af te troeven door net iets harder te trappen om zo veilig de overkant te halen van het verkeersknooppunt.
Als ik vandaag de dag iets van mijn liefde voor verkeer en auto’s op wil zoeken hoef ik maar op een willekeurige afdeling voor het ‘’beddenbord’’ te gaan staan. Het verkeersknooppunt van elke afdeling. Er word druk getelefoneerd, geschoven, ruimte gecreëerd voor patiënten. Maar altijd rekening houdende met de grenzen en mogelijkheden van diegene die er werken. Hoeveel kunnen we aan? Want iemand een plek bieden waar je eigenlijk niet voor kan zorgen is niet eerlijk, niet voor de verpleegkundige en dokter maar ook niet voor de patiënt en zijn naasten.
De verzameling van verkeersknooppunten in een ziekenhuis, maar ook van de ziekenhuizen samen vervullen een diepe christelijke waarde die we vinden in het kerstverhaal. We laten niemand in de kou staan en proberen voor iedereen een plekje te vinden. Het doet me ook denken aan de beroemde uitspraak van Angela Merkel uit 2015: ‘’Wir schaffen das.’’ (het lukt ons wel). Toen ze haar grenzen ruimhartig openzette voor de enorme stroom van vluchtelingen uit Syrië die soms blootvoets over de snelweg liepen. We weten nog niet hoe, maar het gaat ons lukken. Zo is het ook in dit ziekenhuis. Ook wij weten niet altijd hoe en waar, maar uiteindelijk lukt het met een gezamenlijke inspanning altijd om een plekje te vinden. Deze houding vindt zijn grond in diepgewortelde christelijke waarden die zijn oorsprong vinden in het verhaal van de geboorte van Jezus Christus.
Maria en Jozef kloppen na een lange reis op de deur van de herberg in Bethlehem, heeft u plaats? De herbergier weet, de kamers zijn vol en deze mensen kan ik niet op de gang of in de gemeenschappelijke ruimte laten zitten. Maar buiten de kaders denken kan de herbergier wel. Hij maakt plaats in de stal. Een plek die dan misschien wel minder comfortabel is, maar wel de nodige privacy biedt voor een hoogzwangere vrouw die op het punt van bevallen staat. De herbergier vervult hier de rol van coördinerend verpleegkundige in de avonddienst. Zoeken en schuiven om tegemoet te komen aan de wens en menselijkheid van de zorgvraag die er nodig is. In dit geval, om Jozef en Maria een plek te bieden waar ze in hun eerstgeborene mogen ontvangen. En zo gebeurde het ook. Want een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven.
Het kerstverhaal vertelt ons jaarlijks dat ieder mens ertoe doet. De herder, de koning, het kind. Alle lagen van de bevolking worden aangesproken. En iedereen meldt zich ook in de stal. Dit ziekenhuis is daarom niet als de herberg, maar als de stal. Waar we iedereen behandelen als gelijkwaardig. En dat is een wonder op zichzelf. Dat er voor iedereen een plaats is.
Op maandag vijf december jl. stond ik in de lift naar beneden die een tussensop maakte op de derde etage. Een moeder met een nieuwgeboren kindje kwamen samen de lift binnen en ik mocht hen feliciteren. Een prachtig moment. Ze vertelde dat alhoewel pakjesavond nog moest komen, ze het mooiste cadeau al had gekregen en mee naar huis mocht nemen. Haar dochter.
Een gezegende en mooie kerst toegewenst!
Hartelijke groet,
Ben Rumping
Geestelijk Verzorger
Meer ervaringsverhalen
De Grote Roerganger
Soms treft een bepaalde uiting van een patiënt mij dusdanig dat deze woordkeuze nog enige tijd in mijn hoofd resoneert. In dit geval ging het om een meneer die ik vanaf de feestdagen tot ver in...
Doen we ons werk goed?
In deze blog deel ik een simpel compliment dat ik onlangs van een patiënt kreeg en waar ik blij van werd. Want wanneer doe je je werk als geestelijk verzorger goed? Voor sommige zorgprofessionals en...
Horror kerst
Ik moet in groep zeven hebben gezeten toen ik ergens in het najaar bij mijn beste vriend op bezoek ging. Hij woonde precies tien huizen verderop. Hij had een hele zolder tot zijn beschikking en toen...