Onlangs was ik aanwezig bij een familie nadat de arts slecht nieuws had gebracht. De familie bestond uit een vrouw en haar vriend (beiden begin zeventig) en drie kinderen van de vrouw. De vrouw had te horen gekregen dat ze ongeneeslijke kanker had. De boodschap was enerzijds verwacht, maar de uitslag kwam toch hard aan. Er werd gehuild en tussendoor voelde men ook vastberadenheid: we gaan er nog iets van maken in de tijd die ons rest. Op een bepaald moment nam het gesprek een andere wending. Mevrouw gaf aan dat ze zich schuldig voelde naar haar kinderen over dingen die waren gebeurd. Ze wilde vergeving vragen, maar wist niet goed hoe en of dat wel op zijn plaats was. Tijdens het familiegesprek zijn we niet ingegaan op de details van wat er precies was voorgevallen, maar we hebben wel nagedacht over hoe de familie het gesprek hierover verder zou kunnen voeren.

 

Dit familiegesprek deed me denken aan een werkgroep tijdens mijn studie, waarin we als studenten moesten nadenken over wat vergeving nu eigenlijk inhoudt. We lazen het boekje “The Sunflower” van Simon Wiesenthal. Wiesenthal, die na de oorlog een belangrijke rol heeft gespeeld in het opsporen en berechten van nazi’s, heeft ooit gezegd dat “The Sunflower” zijn beste boekje was. Paradoxaal genoeg gaat dit boekje juist over vergeving. Hij beschrijft een waargebeurde episode uit zijn eigen leven in het concentratiekamp. Op een dag wordt hij uit een werkkamp gehaald en naar een jonge, stervende nazi in een ziekenhuiskamer gebracht. Daar vertelt de nazi welke verschrikkelijke dingen hij heeft gedaan met joodse families: hij heeft hen een brandend huis in gedreven en deze ouders en hun kinderen een vreselijke dood laten sterven. Nu lag hij zelf op sterven en vroeg hij aan een willekeurige jood vergeving voor zijn daden, anders kon hij niet sterven. Simon luisterde verbijsterd naar zijn verhaal en was sprakeloos. Hij heeft uren aan het bed gezeten, maar kon alleen maar zwijgen. Hij schrijft dat hij de oprechtheid hoorde in de vraag van de jongen, maar kreeg toch geen woord over zijn lippen en vluchtte uiteindelijk weg. De volgende dag hoorde hij dat de jongen was overleden. Hij eindigt het boekje met de vraag: wat zou u gedaan hebben als u deze vraag kreeg?

Mijn eerste reactie was: de jongen erkent zijn schuld en hoe mooi is het dan als je vergeving kunt schenken? In de weken die volgden veranderde mijn perspectief. Sommigen vonden het ongepast van de jongen om van een willekeurige, uitgemergelde en onderdrukte jood vergeving te vragen. Bovendien werd Simon gevraagd om vergeving te schenken voor iets dat niet hemzelf, maar anderen was aangedaan. Is dat wel gepast? Doe je dan niet iets wat je niet toekomt en wat alleen door de slachtoffers zelf of misschien door God gegeven kan worden? Mijn kijk op vergeving veranderde. Vergeving kan soms niet worden gegeven of gevraagd. Vergeving vragen kan manipulatief zijn omdat de verantwoordelijkheid bij het slachtoffer wordt gelegd: jij moet vergeven. Dit deed me beseffen dat vergeving niet zo eenvoudig is als het lijkt en soms tijd, inzicht en interactie tussen daders en slachtoffers vereist. Het besef dat we als mensen vaak zowel slachtoffer als dader zijn, kan helpen. Daarom bidt Jezus in het Onze Vader: ‘Vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven’.

Na het familiegesprek gingen deze overwegingen door mijn hoofd. Ik heb me vaak afgevraagd hoe het verder is gegaan met deze familie. Hebben ze het uitgepraat? Is het gesprek verwaterd? Heeft het meer verbondenheid gebracht of juist verwijdering? Het was goed en mooi dat er in deze familie eerlijkheid leek te zijn over een kwetsbaar onderwerp, maar het is een kunst om echt naar elkaar te luisteren. Maar als dat wel gebeurt, kunnen er, soms juist met de dood in zicht, betekenisvolle ontmoetingen plaatsvinden.

Jeanine Geijtenbeek
Geestelijk Verzorger 

Meer ervaringsverhalen

‘Kerstboodschap (deuk in mijn auto)’

Mijn Ford Focus heeft sinds enige tijd een deuk aan de zijkant, net boven het linker achterwiel. Hoe dat ging? Ik reed een parkeergarage in en zag daar een krappe parkeerplek, net naast een betonnen...

Lees meer

‘Schroom’

Wat heb je aan een geestelijk verzorger aan je bed? Laatst hoorde ik onbedoeld een paar patiënten op zaal hierover met elkaar in gesprek. De teneur van hun gesprek was dat je het uiteindelijk toch...

Lees meer

‘Haast!’

De natuur heeft haast, de wind blaast ons vooruit. Bladeren reiken naar de laatste zonnestralen voordat ze naar beneden dwarrelen. Appelen en peren vallen met een doffe klap uit de bomen. Wat is het...

Lees meer